Auke Visser´s ESSO Tankvaart Mij. Site     |   home
Speciale pagina's (Specials)
Een tankerkapitein, above all parties ( Part-2 )
Door Johan Diepraam, redacteur van de ESSOBRON.

Overgenomen uit de ESSOBRON,  jaargang 42,  1992 No. 1

Kapitein H.H.C. Segebarth op één der A.P.C schepen.

De mysterieuze brand van de Chester in 1915.
Zoals elders in te lezen valt in de historie over de Esso-tankvaart, verging de Chester op 4 februari 1915 tijdens een reis van New Vork naar Rotterdam, niet door oorlogsomstandigheden, maar in een vliegende orkaan.
Het schip was op 23 januari onder gezagvoerder Segebarth en 32 bemanningsleden uit New York vertrokken met een lading geraffineerde petroleum, verdeeld over acht olietanks. Op 31 januari kwam de Chester op de Atlantische Oceaan in een zware noordwesterstorm terecht, waarna op 2 februari het schip niet meer naar zijn roer luisterde. Het dreef stuurloos en dwars op de hoge golven.
's Middags raakte een geweldige stortzee het schip, sloeg het voorluik in en vaagde stuurhut en kaartenkamer weg. Vier bemanningsleden werden hierbij gewond, de scheepstimmerman, de bootsman, een matroos en een donkey-man. Er ontstond lekkage, terwijl vervolgens ook de reddingsboten stuk- en wegsloegen. Het schip maakte zware slagzij over bakboord en was nu geheel onbestuurbaar. De machine werd gestopt. Met 'alle hands' aan dek, poog-de de bemanning wanhopig de gaten te dichten en het water weg te pompen. Op 3 februari 's avonds kwam het s.s. Philadelphia in zicht — op weg naar New York — en werd met morseseinen gepoogd aandacht te trekken.
Kapitein Segebarth vroeg om assistentie om zijn schip weer enigszins zeewaardig te maken. Met vervangende na-vigatie-instrumenten, kaarten en reddingsmiddelen aan boord, wilde hij een poging wagen de Azoren te bereiken die nog 600 mijl ver waren voor een definitief herstel van zijn schip. Hij belegde scheepsraad, waarbij de bemanning eenparig van oordeel bleek dat ze het ontredderde schip moesten verlaten. Kapitein Segebarth gaf met grote te-genzin toe en seinde de Philadelphia dat men graag van boord wilde worden gehaald. Het gevaar dat de midden-schotten van de tanks het zouden begeven was inmiddels toegenomen waardoor de Chester zou kapseizen. Het schot van de dwarsbunker lekte al, waardoor olie naar de scheepsvuren zou kunnen stromen, wat brand zou kunnen veroorzaken. In de nacht van 3 op 4 februari poogde de Philadelphia tweemaal een boot langszij de Chester te krijgen wat door de zware zeegang niet lukte. Vervolgens schoot men uit de sloep een lijn over om de bemanning zo in de boot te krijgen. Met grote moeite lukte dat aan alle bemanningsleden. Segebarth verliet om half acht 's morg-ens als laatste zijn schip, 't Enige wat hij bij zich had waren de scheepspapieren, waaronder ongetwijfeld zijn afre-kenboek. De Chester dreef nu onbemand op de Oceaan rond. De bemanning stak het schip voor het verlaten in brand. Twee dagen later werd het schip nog brandende gesignaleerd. Over deze brand is destijds nog wel wat te doen geweest. Waarom stak de bemanning het schip in brand? Ging het soms om een verzekeringspremie? Toch blijkt er een heel plausibele verklaring voor te zijn geweest. Omdat een met olie geladen schip, op een drukke scheepvaart-route te gevaarlijk werd geacht, door zowel de gezagvoerder van de Philadelphia als kapitein Sege-barth, stak men voor het verlaten van de Chester het achterschip in brand en zette men de buitenboordkleppen open. Op 7 mei 1915 deed de Raad van Scheepvaart over de scheepsramp en genoemde maatregel de volgende uitspraak: 'De gezagvoerder heeft alles gedaan wat mogelijk was om zijn schip te behouden en was, naar 's Raads meening, gerechtigd het schip te verlaten in de hoogst precaire toestand waarin het zich bevond, terwijl de beman-ning weigerde aan boord te blijven. Bijzondere hulde behoort te worden gebracht aan de moedige redders onder de bemanning van de Philadelphia die met gevaar voor eigen leven hulp hebben verleend en er in geslaagd zijn onder zoo moeilijke omstandigheden de gehele bemanning der Chester veilig bij zich aan boord te brengen.'
Op 8 februari arriveerde de Philadelphia in New York waar de gewonde bemanningsleden in een ziekenhuis werden opgenomen.
SS "Chester".

Het drama van de Antwerpen
1914. Oorlogsdreiging. Duitse onderzeeboten op de Atlantische Oceaan loeren op hun prooi. Koopvaardijschepen varen, vaak nog onbewust van het nieuwe onzichtbare gevaar, tussen Noord-Ainerika en Europa. Ook de tanksche-pen van de APC die petroleum vervoeren van de opslagplaatsen van de Standard Oil Company in Baytown of Baton Rouge naarde APC-depots in Antwerpen, Amsterdam. Rotterdam en Vlissingen.
1916. 12 september. Het nieuwste schip van Frédéric Speth, directeur van de APC te Antwerpen, de moderne tanker Antwerpen. gebouwd in het Amerikaanse Newport. Stoomt tijdens zijn maidenirip ter hoogte van Portsmouth langs de Engelse zuidkust. De bedoeling is in die haven nog wat proviand in te slaan. Op de brug staat kapitein Segebarth. Onder het wateroppervlak van de koude Noordzee sluipt de UB-18 van de Duitse marine geruisloos en snel nader. Een torpedo laat een witte werveling van schuim achter zich. De officieren van de Antwerpen turen niets vermoedend door hun verrekijkers of ze al de omtrekken kunnen zien van het eiland Wight en het Spithead-fort in de Solent, terwijl de bemanning over de railing hangt en verlangende blikken werpt in de richting waar het moederland zich moet bevinden. Overmorgen zijn we weer thuis. Met een geweldige klap slaat de torpedo midscheeps in. De lading petroleum vat vlam. Sommige manschappen springen in paniek overboord. Vanaf de brug regelt kapitein Segebarth koelbloedig de noodsituatie. Hij laat de sloepen strijken en in allerijl weten bemanning en officieren het vege lijf te redden.
Kon daarop ontwaren ze - even grijs en donker als de Noordzee - het silhouet van de Britse torpedobootjager H.M.S. Clameleon, die alle bemanningsleden aan boord brengt en veilig in Portsmouth afzet.

NB;
De ondergang van de Antwerpen gebeurde 30 mijlen Zuid-West van de Scillies Eilanden. (AAV)
SS "Antwerpen".