Auke Visser´s ESSO Tankvaart Mij. Site     |   home
Diverse krantenartikelen
"Chester", de ondergang 1915
Berichtgevingen uit diverse kranten, over de gebeurtenissen met de Chester in 1915.

Zie ook / See also : SAVE 33 ON WRECK IN MIDOCEAN STORM &  MANY MISHAPS ON "CHESTER"

Uit : Het NRC, 6 Februari 1915.

GEMENGD.
CHESTER. Rotterdam, 6 Febr. Men seint ons uit Londen: Volgens een Reutertelegram is het NederIand-sche stoomschip Chester in den Atlantischen Oceaan verongelukt. De bemanning is gered.
(De Chester van de American Petroleum Company te Rotterdam, in 1888 te Greenock gebouwd, was groot bruto 2568 en netto 1637 register ton).

Uit : Leidsch Dagblad, 6 Februari 1915.

Telegrammen.
Schipbreuk van de "Chester".
NEW-YORK, 6 Febr, (R.O.), Wij vernamen, dat de tankstoomer "Chester", van de "Standard Oil Company", die 23 Jan. van New-York naar Rotterdam vertrok, midden op den Oceaan schipbreuk leed en verlaten werd. De bemanning werd door de "Philadelphia" gered.

Uit : De Leeuwarder Courant, 6 Februari 1915.

Schipbreuk
New York 6 Februari (Reuter); Wij vernemen dat de tankstoomer, "Chester" van de Standard Oil Company die 23 Januari van New York naar Rotterdam vertrok midden op den Oceaan schipbreuk leed en verlaten werd. De bemanning werd door de "Philadelphia" gered.

Uit : Het NRC, 9 Februari 1915.

De schipbreuk van de Chester.
NEW YORK, 7 Februari. (Reuter.) Hier is bericht ontvangen, dat de Chester op 4 dezer in zinkenden toe-stand in den Atlantischen Oceaan op 47 graden N.B., en 33 graden W.L. verlaten is.
De bemanning is aan boord van de Pliladelphia.

Uit : Het NRC, 27 April 1915.

RAAD VAN DE SCHEEPVAART.

"Chester".
De raad heeft een onderzoek ingesteld betreffende het vergaan van het tankstoomschip "Chester", van de American Petroleum Company te Rotterdam, in den Noord-Atlantischen Oceaan, op  47 gr. 6 min. N.B. en 33 gr. 53 min. W.L. Het ongeluk vond plaats in het begin van Februari j.l.
De gezagvoerder H. Segebarth, verklaarde, dat het schip geladen met olie, op reis was van New York  naar Rotterdam. Het schip is 26 jaar oud. De tanks waren geheel gevuld. Steeds had hij met een dusdanige hoe-
veelheid olie gevaren. Met die lading lag het schip niet te diep.
Enkele jaren is het schip veranderd en daarbij is de uitwatering geworden in zout water 122 cm. Voordien was zij 137 cm. Waarom die verandering heeft plaats gehad wist de kapitein niet. Het schip was in redelijk goeden staat. Het is nagezien vóór het vertrok naar New-York. De inspectie had toen te kennen gegeven, dat na terugkeer het schip zou moeten worden gedokt.
Bij het vertrek uit New-York was het schip echter nog zeewaardig. Er waren 33 koppen aan boord. Tijdens de reis naar Rotterdam was het stormachtig weer. De wind had op 1 Februari de sterkte van een orkaan. De wind was aanvankelijk N.W. maar draaide later onregelmatig, zoodat de zee van alle  kanten werd opgezet.
Een hooge zee sloeg over het dek en nam, de booten mee. Het water liep in het schip en kwam in  de tanks. De olie liep weg. Het machinestuurtoestel was vernield en het handstuurtoestel was, door de windsterkte moeilijk te behandelen.
In den namiddag van 2 Februari werd het weer beter. Aan sturen viel niet te denken, daar alles noodig was voor het pompen. De machines stonden stil. Zoo bleef het schip drijven tot den volgenden dag. Alle red-dingsmiddelen waren weggeslagen.
De "Philadelphia", kwam toen in het zicht en kon worden gepraaid. De kapitein wllde reddingsmiddelen vragen en hoopte dan nog het schip te kunnen behouden.
De bemanning drong er echter op aan het schip te verlaten, waaraan de kapitein moest toegeven en allen gingen op de "Philadelphia" over. Behalve de scheepspapieren, is niets gered.
De kapitein heeft het schip in brand gestoken. Hij heeft het echter niet zien zinken, omdat de "Philadelphia" niet kon wachten. Allen zijn behouden te New-York aangekomen. De hofmeester was gewond.
Het Is slechts aan een toeval te danken, dat, toen het materieel overboord werd geslagen, de leden van de bemanning niet zijn meegesleurd.
De kapitein verklaarde uitdrukkelijk, dat hij meende, dat het schip had kunnen worden behouden, als de be-manning het niet had willen verlaten.
De kapitein deelde nog mede, dat, tijdens den storm de barometerstand 713 h.b. was.
Op den vraag van den inspecteur, of de kapitein er wel eens aandacht aan schonk of het schip overladen was, met andere woorden hoe diep het lag, antwoordde deze ontkennend. Gehoord werd voorts de 2de ma-chinist van de "Chester", F. Meenhorst, die de verklaringen van den kapitein bevestigde. Hij vond den toe-stand gevaarlijk en wilde graag van het schip af. De kapitein had gevraagd, of er liefhebbers waren, het schip naar de haven te brengen, maar niemand wilde.
De Inspecteur van de scheepvaart was van meening, dat in verband met het vergroote uitwateringsmerk het schip te zwaar was geladen en dat dit de oorzaak was van de scheepsramp. Het gaat niet aan het merk te verhoogen zonder dat versterkingen worden aangebracht
Hij achte het voorts wenschelijk, dat de kapitein er zich van overtuigt, hoe diep het schip ligt. Ten slotte prees hij de moedige redding door de bemanning van de "PhiladeIphia" verricht.

Uit : Rotterdamsch nieuwsblad Datum, 27-04-1915

Stadsnieuws

De "Chester" vergaan.
De Raad voor de Scheepvaart te Amsterdam heeft, heden een onderzoek ingesteld betreffende het vergaan van het s.s. „Chester" van de American Petroleum Cy. alhier in den Noord-Atlantischen Oceaan, in het, begin van Februari j.l. Het ongeval had plaats op 47 gr. 6 min. N. Br. 32 gr. 53.min. W. L.
De kapitein H. Segebarth, uit Antwerpen, verklaart, dat het schip, met olie in lading, 23 Januari vertrokken was van New-York met bestemming naar Rotterdam. Het was 26 jaar oud. De tanks waren alle gevuld, doch het schip lag niet diep. Drie jaar geleden was in het schip zoodanige verandering gemaakt, dat het uitwa-teringsmerk, vroeger 137 c.M., werd 122 c.M. Reden aan die uitwatering weet get. niet. Vóór vertrek naar New-York was het schip nagezien, doch aangeraden dat bij aankomst te New-York eenige voorziening moest geschieden. Bii het vertrek van New-York was het schip in zeewaardigen staat. Op de reis werd het weer al slechter; de storm N.W., met sneeuw, nam toe tot een orkaan. Er was geen stuur in het schip te hou-den: het stuurgerei werd stukgeslagen; de machine werkte goed. Maar twee zeeën kwamen over en sloegen alles aan dek stuk. De olie liep uit de tanks en vulde het tusschendek. Uit alle macht werd met de pompen gewerkt. Intusschen waren alle reddingmiddelen, de navigatiemiddelen, het kompas enz. verloren gegaan. Den 3 februari gelukte het, de "Philadelphia", die in zicht was, te seinen, daar het volk van het schip af wilde. Met lijnen werd het volk 's nachts 2 uur overgevaren, terwijl het reddelooze schip in brand gestoken werd. Wat er verder mee gebeurd is, weet get. niet. De bemanning werd behouden te New-York aangebracht; al-leen de hofmeester was bij het ongeval verwond geraakt. Het journaal was het eenige dat kon worden gered. Toch verklaart get. dat hij wel kans had gezien het schip binnen te brengen, maar hij moest bij gehouden scheepsraad voor den wil der bemanning zwichten.
(De zitting duurt voort).


Uit : Rotterdamsch nieuwsblad Datum, 28-04-1915

Stadsnieuws

Het vergaan van de "Chester".
Bij het onderzoek, gisteren voor den Raad voor de Scheepvaart te Amsterdam, betreffende het vergaan van het s.s. "Chester" der American Petroleum Company alhier, in den Noord-Atlantischen Oceaan, spraken, naar het reeds vermelde verhoor van den kapitein, verschillende leden van de Raad hun bevreemding over uit, dat zooveel materiaal wegsloeg en de équipage, wonder boven wonder zonder kleerscheuren afkwam. Nog werd gehoord de machinist Meenhorst, die verklaarde, dat de machine tijdens het ongeval goed ge-werkt heeft. Toen de hooge zee over het dek sloeg en het water in de machinekamer kwam, is er gepompt. Get. geeft nog inlichtingen over het pompen, welke inlichtingen overeenkomen met die van den gezagvoer-der.
De stuurmachine was totaal weg. Get. heeft niet onderzocht, of de handstuurmachine nog werkte. Hij vond den toestand beslist gevaarlijk. Bij den Scheepsraad was getuige er voor het schip te verlaten. Het vaartuig lag scheef en de reddingbooten waren weg. De gezagvoerder had liefhebbers gevraagd om aan boord te blijven, doch er werden er geen gevonden. Het was geen afspraak onder de bemanning, doch spontaan was men van meening, dat het onmogelijk was langer aan boord te blijven.
De inspecteur was van meening, dat de verhooging der uitwateringsmerken voor dit schip, dat geen 100 percent was, mede aanleiding is tot de ramp, waarbij door een gelukkig toeval geen menschenlevens zijn te betreuren. De concurrentie der maatschappijen is daar aanleiding toe. Doch men neme in het vonnis in aan-merking, dat de uitwateringsmerken worden gesteld in verband met den toestand van het schip. Ook ver-zocht de inspecteur de moedige redding van de ziide der bemanning van de"Philadelphia" te memoreeren. De uitspraak zal later volgen.

Uit : Nieuwe Rotterdamsche Courant Datum, 08-Mei-1915

RAAD VOOR DE SCHEEPVAART.

Voorts heeft de Raad uitspraak gedaan betreffende, het vergaan van het stoomseblp "Chester". Het is den Raad uit het onderzoek gebleken dat de "Chester" op 31 Januari van achter in een orkaan beloopen is en in het cenrum gekomen, ten gevolge waarvan het schip ontredderd en hulpeloos is geworden, zoodat het op 4 Februari, toen hulp opdaagde moest worden verlaten. De gezagvoerder heeft alles gedaan, wat mogelijk was, om zijn schip te behouden en was, naar 's Raads meening gerechtlgd schip het te verlaten. ln den hoogst precaire toestand waarin het zich bevond, terwijl de bemanning weigerde langer aan boord te blijven. Bijzondere hulde behoort te worden gebracht ann de moedige redders onder de bemanning van de "Philadelphia", die met groot gevaar voor eigen leven hulp hebben verleend en er in geslaagd zijn onder zeer moeilijke omstandigheden de geheele bemanning van de "Chester" veilig bij zich aan boord te brengen.

Uit : Het Centrum 4 Juli, 1915.

Belooning aan de redders van de "Chester".
Bij Kon. besluit van 31 Mei is toegekend, als blijk van goedkeuring en tevredenheid :
de gouden eerepennlng voor menschlievend hulpbetoon en een loffelijk getuigschrift aan A. Mils, kapitein van het Amerlkaansche SS "Philadelphia", wegens zijne leiding bij het redden van de opvarenden, van het Ned. SS "Chester" in den Noord-Atlantischen Oceaan, op 4 Feb. 1915; de zilveren eerepenning voor menschlievend hulpbetoon en een loffelijk getuigschrift aan: H. Candy, C. Croutier, W. Bordensen, C. Marti-no, J. O'Shoa, A. Templeten, C .Wilson, H. Lyons, R. Ghisholm, I. Long, H. Quigley, L. Petersen, A. Perion, O. van Gordon, leden der bemanning van het Amerikaansche SS "Philadephia", wegens de door hen met le-vensgevaar volbrachte redding van de opvarenden van bovengenoemd stoomschip.