Auke Visser´s ESSO Tankvaart Mij. Site     |   home
Esso Rotterdam (2) - (1959-1970)
Te waterlating "Esso Rotterdam (2)"
Te waterlating "Esso Rotterdam (2)"
(Only in Dutch)
Uit de : De  ESSO  Bron
UITGAVE VAN ESSO NEDERLAND N.V.
JAARGANG 9
Mei 1959
VERSCHIJNT 2 Maandelijks

Tewaterlating T.S.S. “Esso Rotterdam”.

VAN 6000 DWT TOT 36000 DWT.

Op zaterdag 4 april j.l. is van een van de hellingen van C. van der Giessen en Zonen's Scheepswerven N.Y. te Krimpen aan de IJssel
het s.s. "Esso Rotterdam” te water gelaten.
De doopplechtigheid werd verricht door de echtgenote van de heer H. D. McFaddin, "shareholders representative” van de Standard Oil
Company (New Jersey) in Scandinavië, die deze functie van 1948 tot 1957 in Nederland bekleedde.
Het s.s."Esso Rotterdam” is 210,31 meter lang, heeft een breedte van 27,43 meter, terwijl de holte 14,33 meter bedraagt. Het schip
is uitgerust met een door Werkspoor N.Y., in licentie van Pametrada, vervaardigde stoomturbine-installatie met een vermogen van
18.000 APK, welke het schip een snelheid van 17 knopen (ruim 30 km per uur) zal geven. Het schip bezit 4 ladingpompen met een
totale capaciteit van 5300 ton per uur. Hiermede kan het, onder ideale omstandigheden, in circa 8 uur worden gelost.
Aangezien de "Esso Rotterdam” bestemd is voor het vervoer van ruwe olie vanuit laadhavens die in tropisch klimaat gelegen zijn
naar Esso's thans in aanbouw zijnde raffinaderij te Rotterdam, is het schip voorzien van airconditioning, terwijl aan warmte- en
geluidsisolatie de nodige aandacht is besteed. Ook een zwembad voor de bemanning is natuurlijk aanwezig.
De "Esso Rotterdam” zal in september a.s. worden opgeleverd.
Voor Esso Nederland betekende de tewaterlating van de "Esso Rotterdam” een mijlpaal in haar scheepsbouwprogramma
dat, behalve een zusterschip van de "Esso Rotterdam”, dat bij Van der Giessen wordt gebouwd en waarvan de kiellegging op
zaterdag 18 april j.l. plaats had, ook nog een 73.000 tons tanker omvat.
Voor Van der Giessen betekende deze tewaterlating eveneens een mijlpaal, omdat de "Esso Rotterdam” het grootste schip
was dat ooit boven de Maasbruggen werd gebouwd. Er bestond dan ook grote belangstelling voor deze gebeurtenis,
welke een zeer vlot verloop had.
Na de tewaterlating begroette de heer P.J. van der Giessen, directeur van de werf, de genodigden, onder wie de burgemeesters
van Rotterdam en Krimpen a/d IJssel en de Directeur-generaal van Nijverheid en Handel van het Ministerie van Economische
Zaken, in de kantine van de wed. Hier werd mevrouw McFaddin ter herinnering aan de tewaterlating door de heer Van der
Giessen een fraaie broche aangeboden, voorstellende een gestileerd schip, waarbij de waterlijn wordt gevormd door robijnen en
de golven der zee zijn weergegeven door briljanten.
De heer C. R. Smit, president-directeur van Esso Nederland N.Y., hield hierna een korte toespraak. De heer Smit ging in op
de vraag waarom Esso Nederland N.Y., ondanks de minder gunstige omstandigheden die reeds geruime tijd in de wereldtankvaart
heersen, niet alleen de "Esso Rotterdam” liet bouwen doch bovendien nog andere schepen had besteld, terwijl twee Esso-tankers,
ieder van ± 16.000 DWT, in de Rotterdamse Waalhaven zijn opgelegd.
Als antwoord op deze vraag wees de heer Smit op de snelle groei van de energiebehoeften in ons land en in West-Europa.
Enkele jaren geleden werd nog gesproken van een energieprobleem, waarmede toen bedoeld werd dat het een probleem zou
zijn aan de snel groeiende vraag naar energie te voldoen. In deze tijd van grote kolenoverschotten in verschillende West-
Europese landen lijkt het probleem eerder in het tegenovergestelde te zijn omgeslagen: het aanbod is momenteel groter dan
de vraag. De heer Smit was echter van mening te maken te hebben met een tijdelijke toestand, die mede het gevolg is van de
noodmaatregelen welke enkele jaren geleden, rond de Suez-krisis, werden genomen. In West-Europa zal in de naaste
toekomst plaats zijn voor alle vormen van energie, mits deze voldoen aan de eis die de verbruiker het recht heeft te stellen,
nl. vrije keuze van de energiebron die vanwege lage kosten of grote doelmatigheid het beste geschikt is voor zijn specifieke
energiebehoefte. Speciaal voor Nederland met zijn groot exportpercentage is goedkope energie van uitermate groot belang.
Verwacht wordt dat het energieverbruik in West-Europa zeer sterk zal stijgen. Stelt men het energieverbruik in West-Europa
voor het jaar 1935 op 100, dan is dit in 1955, dus 20 jaar later, opgelopen tot 148 en dat nog wel ondanks de invloed van
de Tweede Wereldoorlog, die de stijging in het verbruik tijdelijk aanzienlijk heeft afgeremd. Men verwacht dat de energiebehoefte
van West-Europa in 1975 zal zijn gestegen tot 255. In 1935 kwam 8 % van de West-Europese energie uit aardolie; stelt men
het olieverbruik voor dat jaar wederom op 100, dan was het olieverbruik in 1955 reeds gestegen van 100 tot 407;
Petroleumproducten namen toen 22 % van de energievoorziening voor hun rekening. Men verwacht dat aardolie in 1975 voor
34 % tot de energievoorziening zal bijdragen en dat de olieconsumptie zich dan ten opzichte van 1935 ruim vertienvoudigd
zal hebben, nl. van 100 tot 1071. Voor Nederland zijn deze cijfers nog veel indrukwekkender.
Geen wonder, zei de heer Smit, dat Esso Nederland N.Y., als petroleummaatschappij en leverancier van energie, vertrouwen
heeft in de toekomst en enkele jaren geleden besloot tot de bouw van een raffinaderij nabij Rotterdam, waarmede bijna
tweehonderd miljoen gulden zijn gemoeid. Deze fabriek die ook voor de export zal werken, brengt echter een omwenteling
in Esso's vervoerpatroon met zich. Voorheen importeerde de maatschappij gerede producten van overzee, in de naaste
toekomst zal zij, behalve haar aandeel in de Nederlandse "Crude”, nog ongeveer 4 miljoen ton ruwe olie per jaar moeten
aanvoeren.
Wil Esso Nederland N.Y. goedkope energie blijven leveren, dan zijn grote en efficiënte schepen met lagere kosten per ton/mijl
een gebiedende eis. Dat de grotere schepen inderdaad doelmatig zijn, wilde de heer Smit met enkele gegevens duidelijk maken.
De 36.000 DWT metende “Esso Rotterdam” kan ca. 34.000 ton lading vervoeren, haar voorgangster de "Esso Nederland” slechts
 25.000 ton. De bouwkosten van het schip, de vervoerkosten per ton lading, de pompcapaciteit en de bemanning van de tanker
staan ten opzichte van kleinere schepen in een zeer gunstige verhouding. De investering per ton draagvermogen in het
grotere schip is lager dan in het kleinere.
De "Esso Rotterdam” zal slechts enkele bemanningsleden meer krijgen dan de "Esso Nederland”, maar het schip zal 36 %
meer lading kunnen vervoeren. Wanneer op een bepaald traject de vervoerkosten per ton van de "Esso Rotterdam” vergeleken
worden met die van de "Esso Nederland”, dan kan men constateren dat, indien de vervoerkosten van de "Esso Nederland”
op 100 worden gesteld, die van de "Esso Rotterdam” 92,5 bedragen, hetgeen inderdaad over de grote afstanden die deze schepen
moeten afleggen belangrijke besparingen met zich brengt.
Met betrekking tot de naam van het schip, zei de heer Smit nog het volgende: "Het is voor ons een bijzonder genoegen deze
tanker de naam te hebben kunnen geven van één van onze opgelegde schepen en zodoende een traditie voort te zetten,
waarop onze maatschappij trots is.
De "Esso Rotterdam” is nl. het vierde schip van onze tankvloot dat achtereenvolgens de naam van deze havenstad voert. Het
eerste werd reeds in 1895 door ons in dienst gesteld; het was een 6.000 DWT metend stoomschip, dat wij in 1923 hebben verkocht.
In 1925 werd het opgevolgd door het s.s. "Rotterdam” van 12.000 DWT dat in de Tweede Wereldoorlog in dienst van de geallieerden
een roemrijk einde heeft gevonden in de Caraibische Zee. Na de oorlog, in 1948, kocht onze maatschappij in Amerika een z.g.
T-2 tanker, die de naam kreeg van "Esso Rotterdam”, en dit schip zal thans op zijn beurt worden vervangen door de tanker, die
zo juist te water is gegaan.
Van 6.000 DWT tot 36.000 DWT ! Voorwaar in vogelvlucht de ontwikkeling van onze maatschappij.
Bovendien achtte de heer Smit het bijzonder opportuun de naam Rotterdam te geven aan dit nieuwe schip op het ogenblik, dat
Esso Nederland N.V. zich opnieuw op grootse wijze in de Maasstad vestigt.
Tenslotte overhandigde mevrouw R. F. McFaddin-Kruiter aan de heer F. J.C. Barten, oudst aanwezige directeur van de Esso
Tankvaart Maatschappij N.V., het ontwerp van een Delfts tegeltableau, die t.z.t. in de conversatiezaal van het
schip zal worden geplaatst.
De middag werd beëindigd met een kort dankwoord van de heer Barten namens de rederij van Esso Nederland N.V.