Auke Visser´s ESSO Tankvaart Mij. Site     |   home
Speciale pagina's (Specials)
Een tankerkapitein, above all parties ( Part-1 )
Door Johan Diepraam, redacteur van de ESSOBRON.

Overgenomen uit de ESSOBRON,  jaargang 42,  1992 No. 1

 In Brussel woont de heer P.F. Segebarth, zoon van een der eerste tankerkapiteins van de APC-vloot. De redacteur van dit blad sprak met hem over zijn vader, kapitein Segebarth, die op vele schepen van de American Petroleum Company vanaf 1893 tot ver na de eeuwwisseling heeft gevaren; op de meeste als gezagvoerder.
'Kapitein op een olietanker mag tegenwoordig de indruk van een routine-beroep wekken, mogelijk zelfs lijken op    manager van een varende fabriek, maar in de tijd van mijn vader, kapitein Segebarth, was de zeevaart nog vol  afwisseling en zelfs avontuur.' Ook spannend en zelfs gevaarlijk, zoals blijkt uit de verhalen van zijn zoon. Daarvan  tekenen we hierna enkele op.
                  
Kapitein Herman Heinrich                                                            Kapitein Segebarth's
Christoph Segebarth.                                                                    zoon, P.F. Segebarth.

Familie-archief
Dankzij het familie-archief van de heer Segebarth kunnen we veel vertellen over de wederwaardigheden van deze APC-gezagvoerder. Scheepsjournalen, afrekenboeken, brieven, andere documenten en foto's staan ons ter be-schikking. Zo kunnen we een zij het beperkt beeld van diens carrière schetsen en tonen, meer dan van enig andere gezagvoerder, hoe de tankvaart was rond de eeuwwisseling en de eerste decennia daarna. Twee jaar na de op-richting van de APC in 1891, trad Herman Heinrich Christoph Segebarth als tweede officier in dienst van deze on-derneming. Hij bleef bij de APC, dus van 1893 tot de tijd van zijn pensionering in 1938, varen voor de APC-vloot, of van de Petroleum Industrie Maatschappij, zoals deze na 1920 heette. Zijn eerste schip was de La Flandre, een van de stoom-zeilschepen die Frédéric Speth, mede-oprichter van de APC, in dienst had. In 1895 volgde zijn benoe-ming tot eerste stuurman, en in 1902, na het behalen van zijn zowel Nederlandse als Belgische gezagvoerdersdi-ploma, werd hij gezagvoerder. Later behaalde kapitein Segebarth ook nog het Amerikaanse gezagvoerdersdiplo-ma.

Bemanning van een APC-tanker, Hermann Segebarth, geheel rechts, vermoedelijk als 2e Stuurman.

De kapitein hield onder meer nauwkeurig een lijst bij van alle reizen en met welk schip hij die maakte. Zijn zoon laat die lijst zien. 'In de ongeveer 45 jaar dat mijn vader in dienst van de APC voer — de enige maatschappij waarvoor hij overigens ooit werkte — maakte hij in totaal 271 reizen, waarvan 66 als officier en de overige als gezagvoerder.' Dat moge over 45 jaar — namelijk gemiddeld zes reizen per jaar — niet veel lijken, maar de lezer moet weten dat rond 1891 een stoom-zeilschip hooguit vijf reizen per jaar kon maken. Waaruit men kan opmaken dat het gemiddel-de aantal reizen veel kleiner en de duur ervan veel langer was.
'Mijn vader heeft op bijna alle tankers gevaren die de APC van 1893 tot 1938 in de vaart had of het bevel er over gevoerd.' Het lijstje toont 82 reizen op de Chester, de tanker die zo ongelukkig aan zijn einde kwam ( zie 'De mysterieuze brand van de Chester ) 49 tochten met de Rotterdam, 36 op de American, 16 op de La Hesbaye, en nog een aantal op de overige schepen. Ook staat in de lijst van de heer Segebarth de noodlottige tocht vermeld met de Antwerpen, de in Amerika gebouwde tanker die in de Eerste Wereldoorlog op zijn maiden-trip ten onder ging
( zie 'Het drama van de Antwerpen', in Part-2 )

Kapitein Segebarth moet een uitzonderlijk ervaren zeeman zijn geweest, hetgeen bewezen wordt uit de vele brieven in het familiearchief met dankbetuigingen, onderscheidingen en getuigschriften voor moed en trouwe dienst.

Dankbrief 'Kaiserliche Marine'
We kunnen ze niet allemaal boven water halen, die brieven, maar voor twee opvallende epistels maken we een uit-zondering. In 1915 vervaardigde de Groszadmiral Von Tirpitz ( naar wie later het beruchte slagschip uit de Tweede Wereldoorlog werd vernoemd ), de APC-gezagvoerder een persoonlijke dankbrief te sturen. Reden was de getoon-de inzet bij het redden van Duitse slachtoffers van een vliegramp boven de Noordzee. Op 1 mei 1914 stortte een Duits toestel in de zuidelijke Noordzee neer. Niet ver vandaan voer de APC-tanker American, onder Nederlandse, dus neutrale vlag, met kapitein Segebarth op de brug. Deze aarzelde geen ogenblik. Met volle kracht en alle zeilen bij, stoomde hij op naar de plaats des onheils en liet alle overlevenden uit zee oppikken. Vervolgens voer hij in de richting van het neutrale Nederland en zette de drenkelingen veilig af op het lichtschip Noordhinder.
'Op een Duits schip, of in een Duitse haven,' legt de heer Segebarth uit, 'had mijn vader dat nooit kunnen doen, enerzijds omdat hij dan de Nederlandse neutraliteit zou hebben geschonden, anderzijds omdat er een Engelse destroyer ter plaatse verscheen en mogelijk dan de Duitse manschappen gevangen zou hebben genomen.' En Von Tirpitz kon dat laatste blijkens zijn brief zeer waarderen.
(Van collaboratie of schending van de neutraliteit was geen sprake. Een zeeman kijkt het eerst naar het belang van schipbreukelingen, dan pas komen politieke achtergronden naar voren.-j ohd.)
Hoe dan ook, drie maanden later ontving Herr Kapitan Segebarth, Führers des Hollandischen Dampfers Americaan ( een foutieve spelling van het Reichs-Marine Amt ) genoemde dankbrief, alsmede een prachtig gouden horloge met inscriptie, zur Errinerung an Ihren hochherzige Tat.

Boven: het gouden horloge, met inscriptie, dat de Duitse Kriegsmarine uit erkenning aan kapitein Segeharth schonk. In de achtergrond de brief van 'Groszadmiral' Von Tirpitz.

'... above all parties...'
Er bevindt zich nog een opvallende brief in het Segebarth-familie-archief. Het is een epistel met een fraai briefhoofd van de American Petroleum Company, gesteld in het Engels, gedateerd 20 februari 1902, met vermanende woor-den aan het adres van de nieuwe APC-gezagvoerder Segebarth van de La Flandre, en getekend door de directeur van de maatschappij, Frédéric Speth. Later zouden beiden, de directeur en de gezagvoerder, goede vrienden wor-den. De heer Segebarth herinnert zich nog hoe Frédéric Speth als huisvriend het gezin Segebarth vaak met een visite vereerde.
Het was een aanstellingsbrief, met een persoonlijke noot, het bedrag aan gage per maand voor een gezagvoerder, en een klemmend beroep schip en lading boven alles te stellen. We citeren:
'... Your wages are fixed at five hundred Francs per month ... We expect from you, to make your voyages as rapidly as possible, at the same time taking every possible precaution to avoid damages and not to run any unnessary risk, and always to remind you that we ourselves, are your own underwriters, to give every vessel a wide berth, to keep your ship clean, which are not seen every day; and to remember that you are above all parties, that every one has to work tor the benefit of the owners, and that you are responsible for all...'

Een blik in de afrekenboeken
Behalve logboeken, die bij het schip behoorden, hield kapitein Segebarth ook afrekenboeken bij die iets vertellen over de koopvaardij op Nederlandse en Belgische schepen rond de eeuwwisseling. Enkele gegevens en bijzonder-heden daaruit zijn interessant genoeg te vermelden.
Waaruit bestond de bemanning van een tanker in het eerste kwart van deze eeuw? De equipage van het s.s. Ameri-can op de tweeëntwintigste reis, van 30 april 1915 tot 5 juni 1915, telde 39 koppen exclusief de gezagvoerder. Er waren drie stuurlieden, een bootsman, een scheepstimmerman, tien matrozen, vier machinisten, een donkeyman, twee oliemannen, tien stokers, drie trimmers, een eerste en tweede hofmeester en een kok met een koksmaatje. De eerste stuurman ontving een maandgage van 150 gulden, de tweede honderd gulden, de derde 75 gulden, de bootsman 65. Matrozen ontvingen allemaal 46 gulden gage per maand, een donkeyman en een olieman hadden 52 gulden. Na de kapitein was de eerste machinist — de meester — de best betaalde officier aan boord van de American', hij ontving een gage van 250 gulden per maand. De meeste stokers kwamen niet boven de vijftig gulden, terwijl de hofmeester net iets meer verdiende dan de bootsman, 68 gulden. De koks-maat stond uiteraard onderaan de 'pay-roll' met 24 gulden gage. Op die tweeëntwintigste reis betaalde kapitein Segebarth bijna drieduizend gul-den aan gages uit. Er werden voorschotten gegeven, en ook de reiskosten van de eerste stuurman die speciaal van Amsterdam naar New York moest reizen ( voor zeshonderd gulden ) staan vermeld. Een matroos en een trimmer staan genoteerd als 'gedeserteerd te New York' waardoor niet hun gehele gage werd uitbetaald.

        
Eind afrekekning Gage lijst d.d. 18 Juni 1938.

Deel uit de afrekenboeken van Kapitein Segebarth.

Wat wel opvalt in de verschillende afrekenboeken van kapitein Segebarth, is dat de gages rond de eeuwwisseling — dus vijftien jaar eerder — hoger waren dan die in 1915/1916. De eerste stuurman van de La Flandre op een reis van december 1902 tot februari 1903, ontving toen 250 gulden en de eerste machinist 450 gulden aan maandgage. De maandgages van matrozen en stokers zaten boven de honderd gulden en een donkeyman ontving 125 gulden. Dit bleef zo, ook op andere schepen zoals de Chester ( waarop in 1912 en 1913 de eerste machinist zelfs een maandgage van 500 gulden genoot ), tot de Eerste Wereldoorlog, wat er op duidt dat de gages, ondanks de gro-tere gevaren, gedurende de oorlogstijd aanzienlijk waren gedaald.
Er werd per reis aangemonsterd. In de kolom 'Aanmerkingen' lezen we dat de matroos Hofman in Philadelphia de-serteerde ( 'droste' zouden we in zeemanstaal moeten zeggen ), waarvoor de matroos Olsen in dezelfde havenstad kon aanmonsteren.
Volgens de afrekenboeken van kapitein Segebarth deden de APC-tankers veelal dezelfde Amerikaanse havens aan: Baytown, Baton Rouge ( met heden ten dage nog altijd belangrijke raffinaderijen van Exxon ), Philadelphia en Baltimore. Onderweg, zowel op de heen — als de terugreis, deed men altijd Norfolk aan, terwijl Portsmouth was verkozen als plaats waar men proviandeerde. Falmouth werd ook vaak aangedaan omdat daar een agentschap van Standard was en men telegrammen en brieven kon verzenden of in ontvangst nemen.
Onze lezers zullen zich mogelijk afgevraagd hebben of er onder de bemanning geen marconist was, zoals gebrui-kelijk op zeeschepen in die jaren. Pas in 1925 maakt kapitein Segebarth vóór 't eerst gewag van een marconist, terwijl voor die tijd toch al draadloze telegrafie aan boord van de APC-tankers bestond. Maar op geen van zijn be-mannings-lijsten staat een marconist of een telgrafist vermeld. Het hoeft ons niet te verbazen als een van de officier-en of de gezagvoerder voordien zelfde morsesleutel bediende.

Zie ook : Een tankerkapitein, above all parties ( Part-2 )