Auke Visser´s Esso Belgium Tanker's site     |   home
INDEX
75 JAAR GESCHIEDENIS
( Only in Dutch )

       

In de volgende bladzijden zullen wij doen uitschijnen dat Esso Belgium, sedert haar oprichting in 1891, niet in haar taak gefaald heeft: de verwezenlijkingen bewijzen dit. Esso Belgium heeft Steeds nieuwe werk-metodes bedacht en moderne technieken ontworpen,  met het oog op de verlaging der produktiekosten. Zodoende is onze onderneming er in geslaagd de voortbrengselen van een stevig  gebouwde, onwrikbaar naar de toekomst gerichte nijverheid in het bereik te stellen van een bestendig groeiende klantenschaar.
De bevordering van de ekonomische ontwikkeling, die tot doel had het welzijn van de mens te verhogen, kwam tot uiting in opzienbarende verwezenlijkingen, waarin de petroleum een voorname rol speelde. In dit speciaal nummer van Esso Magazine willen we aantonen welke weg werd afgelegd, van het einde van vorige eeuw tot vandaag, op elk gebied waar de petroleum aan de basis van deze evolutie lag : automobilisme, luchtvaart, landbouw, scheepvaart, wegenbouw, spoorwegen, komfort, drijfkracht zonder natuurlijk de talrijke toepassingen te vergeten, in het vooruitzicht gesteld door zowel technische als wetenschappelijke opzoekingen.
Wij hopen dat de lezer, aan de hand van de hier verzamelde artikels en dokumenten, het aandeel zal erkennen dat onze firma toekomt in deze 75 jaar vooruitgang. Ongetwijfeld zullen morgen nieuwe ontdekkingen de weg banen naar tal van nieuwe toepassingen.
Dank zij de ontzaglijke middelen waarover zij beschikt heeft de petroleummj verheid, wier verleden borg staat voor de toekomst,
recht op ons vertrouwen.
Esso Belgium zal ook in de toekomst het voorbeeld voor ogen houden van hen, die de onderneming hebben opgevoerd tot de voorname plaats, welke zij nu bekleedt : Frédéric, Maurice, Charles en Jean F. Speth, Albert enYvan Maquinay,Robert Andersen, die allen met heldere geest en durvend beleid, samen met hun medewerkers, de maatschappij hebben geleid en er al hun krachten aan gegeven.
Onze steeds evoluerende onderneming is vast besloten de toekomst tegemoet te gaan met dezelfde jeugdige geestdrift en hetzelfde dynamisme.

GEORGES DELESPINETTE,
Voorzitter.

De geschiedenis van een onderneming is innig verbonden met de ekonomische en sociale evolutie van het land, waar zij gevestigd is.
Dit was ook het geval voor Esso Belgium, in 1891 gesticht onder de benaming «American Petroleum Company»; de firma, meegesleurd in de maalstroom van de industriële omwenteling, heeft een gewichtige taak vervuld in de ontwikkeling van het Belgisch ekonomisch patrimonium. Men zal licht begrijpen dat deze taak berust op de menigvuldige toepassingen welke, soms ten koste van zware inspanningen, werden ontdekt voor een nieuwe stof, die bestemd was om het bestaan van de mens grondig te wijzigen: de petroleum.
M. Frédeéric Speth, voorzitter van 1891 tot 1920.

Toen de American Petroleum Company ontstond had de petroleum het eerste stadium van zijn geschiedenis reeds doorgemaakt.
De oudheid, de middeleeuwen en de eerste eeuwen van het moderne tijdperk hadden reeds vele van zijn eigenschappen leren
kennen; toch hield de petroleum zijn intrede in de wereld eerst in 1858, nauwelijks 33 jaar vóór de stichting van onze maatschappij. Men weet dat in voornoemd jaar «kolonel» Drake erin slaagde in de Amerikaanse staat Pennsylvanië de eerste put te boren :
daarmee werd een nieuwe nijverheid geboren.
Sindsdien vorderde de wetenschap met reuzeschreden. Talrijke bedrijven voor het winnen en het raffineren van petroleum zagen
het licht. Zo werd in 1882 de Standard Oil Company opgericht; zij bekleedde spoedig de eerste plaats in de Amerikaanse petroleumnijverheid. Ook genoot zij veel belangstelling in het buitenland, namelijk in België, waar zij tal van zakenrelaties telde.
Met het doel de handel in petroleumprodukten tussen de Verenigde Staten, België en Nederland uit te breiden, besloten voortbrengers en invoerders de American Petroleum Company op te richten. Deze nieuwe Amerikaans-Nederlands-Belgische groep ontstond door de versmelting van verscheidene grote firma's voor invoer van petroleum: Frédéric Speth & Co, Graff & Maquinay van Antwerpen, Horstmann & Co van Rotterdam en Herman Stursberg & Co van New York ; de Standard Oil Company van New York verleende haar medewerking.
Door een omzendbrief van l april 1891 kondigde de nieuwe vennootschap haar stichting op 11 maart van hetzelfde jaar aan en
vermeldde dat het beheer werd toevertrouwd aan de HH. Otto Randebrock, F.W. Randebrock, O. Horstmann, Fr. Speth en A.
Maquinay. De hoofdzetel van de maatschappij was gevestigd te Rotterdam; te Antwerpen bevond zich een filiaal, en wel in de
Otto Veniusstraat 15.
Op het einde der vorige eeuw was het gebruik van electriciteit in de huishouding onbekend.
Als verlichting gebruikte men een petroleumlamp, die regelmatig werd bijgevuld met een gëmailleerde kruik.

Dezelfde omzendbrief liet weten dat de American Petroleum Gompany de tankschepen en de inrichtingen van voormelde firma's
overnam. Het waren de schepen «Le Hainaut»; «La Hesbaye» en «La Campine», met een gezamenlijke tonnen-maat van 9.000 ton.
In 1892 werd het stoomschip «La Flandre» ingezet, hetgeen de totale tonnenmaat der vloot van de American Petroleum Company bracht op 12.000 t.
Op onze dagen is men al te weinig op de hoogte van het, nut van deze schepen, die tussen Europa en Amerika voeren op een
ogenblik dat de vraag naar autobrandstof nog uiterst gering was. Wij dienen slechts te wijzen op het feit dat, op het einde der
vorige eeuw, de elektriciteit in de huishouding onbekend was en dat de meeste woningen uitsluitend verlicht werden hetzij met
stadsgas, hetzij met lampolie, ook kerosine genoemd. Dit produkt, een der talrijke derivaten van aardolie, wordt bekomen door
een in de petroleumnijverheid hoogst belangrijke bewerking: de raffinage.
De kerosine werd aan huis geleverd met door paarden getrokken petroleumkarren.

Bij de aanvang van de industriële uitbating werd ruwe aardolie enkel met het oog op het winnen van kerosine geraffineerd. De
walvistraan, voor de verlichting gebezigd, was toen zeldzaam geworden. Er werd systematisch jacht gemaakt op walvissen, met het gevolg dat deze diersoort met uitroeiing bedreigd werd; men zocht dus naar een vervangingsstof en de kerosine bleek daarvoor uitstekend geschikt. Bovendien overtrof zij de walvistraan in kwaliteit.
De overige produkten, die bij het raffineren ontstonden, werden gewoon verbrand ; het aardgas uit de putten gold als onbruikbaar en ontsnapte in de lucht.
Men bemerkt dat het gebruik van aardolie in die tijd beperkt was ; niettemin moesten de leiders van de American Petroleum
Company rekening houden met verschillende feiten, die hun taak niet weinig bemoeilijkten. De omvang van de import moest
aangepast worden aan de eisen van de verbruikers ; het inzetten van tankschepen bracht de oplossing van dit probleem. De kliënt moest ook nog doeltreffend bediend worden: daarom werkte de jonge firma een tot dan toe ongekende bestelmetode uit, die er in belangrijke mate toe bijdroeg de petroleum in onze streken te doen kennen. De A.P.C, begon aan huis te leveren.
Alle dagen, ongeacht het weder, gingen door paarden of honden getrokken «petroleumkarren» de baan op, en brachten van dorp tot dorp, zowel in de Kempen als in de Ardennen, de kerosine voor de petroleumlampen tot bij de verbruikers. De meest afgezonderde kliënt in een verloren gehucht genoot van de voordelen, door dit nieuw bestelsysteem geboden. De bezorgers
kondigden hun komst aan door belgelui en verkochten van huis tot huis hun kruiken met twee liter petroleum.
Later bracht men de bestelling met kleine tanks, van een kraan voorzien en geplaatst op in het rood geschilderde karren. De
huisvrouwen namen hun voorraad in met wit geëmailleerde kruiken, door de A.P.C, verstrekt.
Aan het pionierstijdperk van de aardolie kwam spoedig een einde. De markt breidde zich sterk uit; de American Petroleum
Company moest zich dan ook aan de veranderde omstandigheden aanpassen en besloot de tonnenmaat van haar vloot te verhogen.
In 1891 bracht zij het stoomschip «Bremerhaven»» (4.000 t) in de vaart; in 1902 verdween deze eenheid in een storm en werd
onmiddellijk vervangen door de «American», met een zelfde tonnenmaat.
Een jaar later bleek het noodzakelijk weer een nieuw tankschip, de «Chester», ditmaal van 5.500 t, aan te kopen; de vloot van
de American Petroleum Company had het nu reeds gebracht tot een globale tonnenmaat van 22.000 t, hetgeen het mogelijk
maakte zowel uit Amerika als uit het bekken van de Zwarte Zee aardolie aan te voeren.
Het spreekt vanzelf dat de vlootuitbreiding moest gepaard gaan met een uitbreiding van de opslagruimte. De maatschappij vatte zonder dralen de bouw van een nieuwe stapelplaats aan, ten zuiden van Antwerpen.
De nieuwe installaties die de American Petroleum Company ten zuiden van Antwerpen had opgericht, gingen in 1904 in de vlammen op.

Het werk schoot snel op; ongelukkig ging bijna alles wat reeds was klaargekomen verloren in een brand, veroorzaakt door een verplaatsbare smidse. Van de gebouwen bleef slechts puin over en van de tanks een hoop verwrongen ijzer. Met frisse moed ging de firma opnieuw aan het werk, terwijl zij haar gewone handelsverrichtingen voortzette. Allen spanden zich tot het uiterste in, met het gevolg dat de nieuwe inrichtingen enkele maanden later in gebruik konden genomen worden.
Van toen af gingen de zaken van de American Petroleum Company er gestadig op vooruit.
Intussen waren de eerste automobielen op de wegen van Europa verschenen; zij zouden spoedig de petroleummarkt een andere wending geven, vermits nieuwe afzetgebieden geschapen werden. Proeven werden ondernomen voor het aandrijven van de eerste voertuigen door stoom, elektriciteit of gas, maar de benzine zou de beste resultaten opleveren. Zij schonk de wagens een volledige bewegingsvrijheid, en de daaruit voortvloeiende hanteerbaarheid beantwoordde volkomen aan de wensen der pioniers van de auto. In 1899 volbracht Ridder René de Knyff de eerste ronde van Frankrijk per auto, met een Panhard-Levassor. Hij legde 2.300 km af met-een op dat ogenblik verbijsterende gemiddelde snelheid: 51,5 km per uur! Deze prestatie betekende voor de automobiel en de benzine de schitterendste overwinning die hun voorstanders maar konden verhopen ! (1).
---------------------------------------------------

(1) Hoe onwaarschijnlijk het ons ook moge voorkomen, de Belgische automobielnijverheid was in die dagen een der belangrijkste ter wereld. In 1913 produceerde België niet minder dan 5.800 wagens.

In heel het land had de American Petroleum Company depots opgericht
die werden bevoorraad door tank-karren.

Toen de American Petroleum Company haar 20e verjaardag vierde, werd zij onder de belangrijkste en bloeiendste bedrijven van
het land geteld. Dit had zij te danken aan de arbeid, de toewijding en de scherpzinnigheid van haar talrijke medewerkers. Geleidelijk vestigde de vennootschap haar aandacht op de problemen van de raffinage van ruwe aardolie;
in 1910 kwam de raffinaderij Atlas het nijverheidscomplex van de A.P.G. vergroten. Anderzijds breidde de besteldienst zich over
het ganse land uit. Aanzienlijke bedragen werden belegd om de ontwikkeling te verzekeren van de onderneming, die beschikte
over 175 opslagplaatsen, 600 karren en vrachtwagens, 1.000 paarden, 300 tankwagons, 21 lichters en 10 zeeschepen. Het
personeel telde 1.500 bedienden en arbeiders.
De resultaten, door de onvermoeibare inspanningen van de A.P.C, verkregen, kunnen worden samengevat in één enkele statistische vaststelling: op dat tijdstip overtrof het petro-leumverbruik in België, per persoon berekend, in hoge mate dat van om
het even welk ander land.
In 1914 werden de gunstige resultaten, in de loop der vorige jaren bekomen, deerlijk in gevaar gebracht. In augustus brak de
oorlog uit. Het grootste gedeelte der petroleumvoorraden van de onderneming werd door de genietroepen vernietigd, terwijl de
vloot, in dienst van de geallieerden gesteld, zware verliezen leed. De American Petroleum Company zag zich dan ook weldra
verplicht haar werkzaamheden te staken.
De leiders verloren echter de moed niet. Alle leden van het personeel bleven aan de firma verbonden. Hun enige taak bestond
in onderhoudswerk, dat in de voormiddag plaats vond. Bovendien ontving elk gezinshoofd een klein rantsoen petroleum, genomen uit de voorraden, die aan de vernietiging konden onttrokken worden. De echtgenoten van de gemobilizeerde leden van het personeel kregen een financiële ondersteuning.
Het hoeft ons niet te verbazen dat de vennootschap zich op het einde van de oorlog in een hachelijke geldelijke toestand bevond.
Zij had nagenoeg fatale hinderpalen te overwinnen :
— nieuwe voorraden moesten worden aangelegd
— de petroleumhandel moest na vier jaar onderbreking opnieuw van wal steken
— alle bankbezit in Duitsland werd vastgehouden en er bestond weinig kans het binnen korte tijd los te krijgen
— de firma bezat geen enkel tankschip meer
— de tankwagons waren door de Duitsers over heel Europa verspreid
— talrijke leden van het personeel leden onder de gevolgen van zware ontberingen en anderen treurden om het verlies van
dierbare wezens.
Leiders, bedienden en arbeiders poogden moeizaam zo vlug mogelijk weer op te bouwen wat de oorlog vernield had. Nieuwe
gebouwen werden opgetrokken, voorraden aangelegd, diensten heringericht. Het gebrek aan tin en koper, metalen die door de vijand onder de oorlog werden opgeëist, deed zich pijnlijk gevoelen. Anderzijds ondervond men een scherpe konkurrentie vanwege gas en elektriciteit. De verkoop van petroleum daalde tot het peil van 1913.
Toch mochten twee bemoedigende feiten niet uit het oog worden verloren: de snelle stijging van het aantal motorvoertuigen
en de sensationele ontwikkeling van de luchtvaart. Voor deze laatste was petroleum van kapitaal belang. Dank zij een explosiemotor, waarvan zekere onderdelen vervaardigd waren uit lichtere legeringen dan die welke voor automobiel-motoren gebruikt werden, konden de broeders Wright in 1903 hun beroemde vlucht van 260 m uitvoeren. Net vóór de eerste wereldoorlog
slaagde Roland Garros erin met één slag over de Middellandse Zee te vliegen. Nieuwe rekords werden gevestigd : spoedig
zouden de vliegtuigen een hoogte van 6.000 m bereiken en een snelheid van ruim 200 km, en zonder tussenlanding 1.000 km ver vliegen.
Tussen de twee oorlogen beleefde men interkontinentale en transatlantische vluchten en de stichting van luchtlijnen.
In 1919 werd de American Petroleum Company gesplitst in twee nieuwe firma's : de American Petroleum Company van Rotterdam, onder wier bevoegdheid de petroleumhandel in Nederland en op de linkeroever van de Rijn viel, en de American Petroleum  Company S.A.B, van Antwerpen, die het grondgebied van België en het Groothertogdom Luxemburg bediende.
Onder het bestuur van de HH. Frédéric Speth en Albert Maquinay, bijgestaan door de HH. Maurice Speth en Yvan Maquinay,
zonen van de stichters der vennootschap, beijverde de A.P.C, van Antwerpen zich om haar vooroorlogse plaats te heroveren.
De Antwerpse maatschappij was de eerste die benzinepompen langs de grote wegen installeerde. De eerste vaste pomp werd
in 1922 geplaatst. Het was een eenvoudige handpomp en dikwijls vulden de weggebruikers zelf hun benzinetank. De  «Motocarline» van de A.P.C, werd spoedig door de automobilisten zeer op prijs gesteld.
M. Maurice Speth, voorzitter van 1920 tot 1938.

Ook de raffinaderij Atlas, die erg onder de oorlog geleden had, werd zodanig opnieuw gemonteerd, dat zij de petroleum-derivaten kon herdistilleren.
In 1919 werden in België de eerste tankwagens op de markt gebracht. Deze voertuigen dienden uitsluitend om de talrijke, over
het ganse land verspreide opslagplaatsen regelmatig te bevoorraden. Gedurende enkele jaren ontvingen sommige wederverkopers de benzine nog in 10-liter-blikken, maar naarmate de pompstations in aantal toenamen kwamen er ook meer en meer tankwagens in gebruik en spoedig doorkruisten zij het ganse land.

Toen in 1921 de eesrte vaste pompen werden geplaatst, vulden de automobilisten dikwijls zelf hun tank.

In 1920 verging de eindejaarsvreugde in rouw, veroorzaakt door het overlijden, op één enkele maand, van de twee stichters van
de firma. De H. Maurice Speth, beheerder, werd tot voorzitter gekozen.
Onder zijn leiding zette de American Petroleum Company haar opmars voort. De vloot werd verrijkt met twee schepen: de «Motocarline» (12.350 t) en de «Ampetco» (13.1751).